Van Paulus, apostel van Christus Jezus door de wil van God, gezonden om de belofte te verkondigen van het leven in eenheid met Christus Jezus. Aan Timoteüs, mijn geliefd kind. Genade, barmhartigheid en vrede van God, de Vader, en van Christus Jezus, onze Heer!
Houd vast aan het geloof.
Telkens als ik je in mijn gebeden noem, elke dag en elke nacht, dank ik God, die ik net als mijn voorouders met een zuiver geweten dien. Als ik aan je tranen denk, verlang ik ernaar je terug te zien; dat zal me met vreugde vervullen. Ik denk vaak aan het oprechte geloof dat je grootmoeder Loïs en je moeder Eunike hadden en dat – daarvan ben ik overtuigd – jij nu ook hebt.
Daarom spoor ik je aan het vuur brandend te houden van de gave die God je schonk toen ik je de handen oplegde. God heeft ons niet een geest van lafhartigheid gegeven, maar een geest van kracht, liefde en bezonnenheid. Schaam je er dus niet voor om van onze Heer te getuigen; schaam je ook niet voor mij, die omwille van Hem gevangen zit, maar deel in het lijden voor het evangelie, met de kracht die God je geeft. Hij heeft ons gered en ons geroepen tot een heilige taak, niet op grond van onze daden, maar omdat Hij daartoe uit genade besloten had. Deze genade was ons al vóór alle tijden gegeven in Christus Jezus, maar nu is ze bekend geworden doordat onze Redder Christus Jezus is verschenen, die de dood heeft vernietigd en onvergankelijk leven heeft doen oplichten door het evangelie.